Updates

kenniscentrum

Hoe ziet een bos eruit?

Een bos is een grote oppervlakte relatief dicht met bomen bezet en met één of meerdere hoofdboomsoorten. Een bos is echter meer dan bomen alleen: het is een volledig ecosysteem waarin bomen en planten, dieren, schimmels en bacteriën in een hecht verband met elkaar samenleven en afhankelijk zijn van elkaar.

Het bos kan je verticaal opdelen in verschillende lagen of strata. Van boven naar onder onderscheiden we de boomlaag, struiklaag, kruidlaag en strooisellaag. Eenzelfde gelaagdheid zien we ook bij de verspreiding van de bosdieren: sommigen brengen hun tijd vooral door in de hogere regionen van het bos terwijl anderen meer op de grond leven.

Wat is een boom?

In een bos groeien bomen. Een boom is een plant. Zijn silhouet, een houten stam bekleed met schors, onderscheidt hem van andere planten. Vanuit de stam vertrekken dikke takken die zich op hun beurt opdelen in fijnere takken, twijgen en uiteindelijk een blad of naalden, bloemen en vruchten. Dankzij een uitgebreid wortelstelsel is de boom stevig in de grond verankerd.

Dit verzekert het evenwicht en zorgt voor de aanvoer van water, mineralen en zouten die hij nodig heeft om zich te ontwikkelen. De stam dikt voortdurend aan en de boom groeit gestaag dankzij de fotosynthese, een fotochemisch proces dat plaatsvindt in de bladeren. Water (H20) en koolstofdioxide (CO2) worden via fotosynthese omgezet in suikers, nodig voor de opbouw van levend materiaal. Tijdens dit proces wordt zuurstof (O2) gevormd dat in de atmosfeer terecht komt. Volgens de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties wordt een plant pas als een boom beschouwd wanneer hij een hoogte heeft van meer dan vijf meter. Anders spreken we van struiken en kruiden.

Primair bos, secundair bos en plantages

Sommige grote bosmassieven vertonen weinig of geen sporen van menselijk ingrijpen. Lange tijd bestempeld als ‘maagdelijke’ bossen of oerbossen, worden ze nu ‘primaire’ of ‘oude’ bossen genoemd. Ze bevatten bomen van alle leeftijden en grote hoeveelheden dood hout. Planten en dieren ontwikkelen er zich op natuurlijke wijze.

Primaire bossen zijn erg zeldzaam op het Europese continent. In Roemenië en Polen vind je nog enkele restanten. Je treft ze ook nog aan in Siberië, Canada, het Amazonegebied en Centraal Afrika. Ook in zuidoost-Azië en Papoea-Nieuw-Guinea liggen nog kleine snippers primair bos.

Bossen worden ‘secundair’ genoemd wanneer de mens ze heeft gewijzigd om de natuurlijke rijkdommen, voornamelijk hout, te benutten. Daardoor verschillen het bosecosysteem en de voorkomende soorten van de ‘primaire’ toestand. Of ze nu spontaan verder kunnen ontwikkelen of onderworpen worden aan duurzaam beheer, secundair bos zal altijd een belangrijke rol blijven spelen.

Soms kapt de mens bossen om te vervangen door homogene plantages van eenzelfde boomsoort.

Bos en biodiversiteit

Meer dan de helft van alle terrestrische dier- en plantensoorten leven in het bos. Bossen zijn mozaïeken van leefomgevingen en ecosystemen. Van de kroonlaag tot de strooisellaag: op iedere hoogte geldt een andere lichtsterkte, vochtigheid en temperatuur. Dit creëert verschillende ecologische niches voor zeer gespecialiseerde soorten.

Zeker in de tropische wouden: in het Amazonegebied treffen we op 10.000 m² bos tot meer dan driehonderd verschillende boomsoorten: een grotere diversiteit dan terug te vinden is in heel Europa. In het regenwoud van Panama werden meer dan 1.200 verschillende keversoorten geteld in de kruin van 1 enkele boom.

Zwammen

Hoewel zwammen vaak uit de grond schieten als planten onder de vorm van paddenstoelen, zijn ze eigenlijk noch plant noch dier. Je vindt ze vooral in bossen en ze doen niet aan fotosynthese. Ze voeden zich door de afbraak van dode dieren en planten of kunnen ook parasitair voorkomen op andere organismen.

In een bos kan één enkele zwam zich verspreiden over meer dan honderd of duizend vierkante meter. Deze levende wezens bestaan hoofdzakelijk uit witte ondergrondse ‘draden’ of ‘mycelia’. Wat zich boven de grond bevindt, de paddenstoel, is slechts het voorplantingsorgaan van de zwam.

Een zwam kan ook een symbiotische relatie aangaan met een boom: de laatste voedt de zwam en als wederdienst maakt de zwam het gemakkelijker voor de boom om voedingsstoffen op te nemen via de grond. Zo zijn zwammen onontbeerlijk voor een gezond bos.